Motivering

Feiten en context

Artikel 4 van het Ministerieel Besluit d.d. 10 juli 2020 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 30 juni 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID−19 te beperken, bepaalt dat een artikel 21bis wordt toegevoegd, dat luidt als volgt :“Eenieder is vanaf de leeftijd van 12 jaar verplicht om de mond en de neus te bedekken met een masker of elk ander alternatief in stof in de volgende inrichtingen:

1° de winkels en de winkelcentra;

2° de bioscopen;

3° de theater-, concert- en conferentiezalen;

4° de auditoria;

5° de gebedshuizen en bezinningsplaatsen;

6° de musea;

7° de bibliotheken;

8° de casino’s en de speelautomatenhallen;

9° de gerechtsgebouwen (voor de publiek toegankelijke delen).

Wanneer het dragen van een masker of elk alternatief in stof niet mogelijk is omwille van medische redenen, mag een gelaatsscherm worden gebruikt.”

 

Juridische gronden

Artikel 133 van de Nieuwe Gemeentewet stelt dat de burgemeester de verantwoordelijke overheid is inzake de bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente.

Artikel 135 § 2, 5° van de Nieuwe Gemeentewet bepaalt dat onder meer de volgende zaken van politie aan de waakzaamheid en het gezag van de gemeenten toevertrouwd:“...

5° het nemen van passende maatregelen om rampen en plagen, zoals brand, epidemieën en epizoötieën te voorkomen en het verstrekken van de nodige hulp om ze te doen ophouden;

…”

Artikel 134 van de Nieuwe Gemeentewet: “In geval van oproer, kwaadwillige samenscholing, ernstige stoornis van de openbare rust of andere onvoorziene gebeurtenissen, waarbij het geringste uitstel gevaar of schade zou kunnen opleveren voor de inwoners, kan de burgemeester politieverordeningen maken, onder verplichting om daarvan onverwijld aan de gemeenteraad kennis te geven, met opgave van de redenen waarom hij heeft gemeend zich niet tot de raad te moeten wenden. Die verordeningen vervallen dadelijk, indien zij door de raad in de eerstvolgende vergadering niet worden bekrachtigd.

 

De wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming.

 

De wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

 

De wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid.

 

Argumentatie

Om verdere verspreiding van COVID-19 virus tegen te gaan, het belang van de publieke veiligheid, de vraag naar meer éénduidigheid en de stijging van het aantal besmettingen met COVID-19, wordt iedereen vanaf de leeftijd van 12 jaar verplicht om de mond en de neus te bedekken met een masker of een alternatief in stof bij het bezoeken van de markt op het grondgebied Wommelgem.

Wanneer het dragen van een masker of elk alternatief in stof niet mogelijk is omwille van medische redenen, mag een gelaatsscherm worden gebruikt.

 

De beslissing wordt verder genomen op grond van:

          De wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming.

          Artikels 11 en 42 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

          Artikels 181, 183 en 187 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid.

 

Financiële weerslag

 

Geen

 

Besluit

Artikel 1

Om verdere verspreiding van COVID-19 virus tegen te gaan, is met ingang van 24 juli 2020 iedereen vanaf de leeftijd van 12 jaar verplicht om de mond en de neus te bedekken met een masker of een alternatief in stof bij het bezoeken van de wekelijkse markt op het grondgebied Wommelgem.  Bezoekers zonder mondmasker zullen de toegang tot de markt geweigerd worden.

Wanneer het dragen van een masker of elk alternatief in stof niet mogelijk is omwille van medische redenen, mag een gelaatsscherm worden gebruikt.

 

Artikel 2

Dit besluit wordt bekend gemaakt via aanplakking aan Handboogstraat 36, via de gemeentelijke website en sociale media en blijft gepubliceerd zo lang deze geldig is.

 

Artikel 3

Dit besluit wordt voorgelegd aan de eerstvolgende gemeenteraad die ze dient te bevestigen.

 

Artikel 4

Het besluit wordt overgemaakt aan de lokale politiezone MINOS.

 

Artikel 5

Overeenkomstig artikelen 14 en 19, 2e lid van de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan tegen deze beslissing een beroep tot opschorting en nietigverklaring worden ingesteld bij de Raad van State, wegens overtreding van hetzij substantiële, hetzij op straffen van nietigheid voorgeschreven vormen, overschrijding of afwending van macht, binnen zestig dagen vanaf de kennisgeving of bekendmaking. Dit beroep kan ingesteld worden door middel van een aangetekend verzoekschrift dat is ondertekend door de partij of door een advocaat die is ingeschreven op de tabel van de Orde van Advocaten.