Classificatie: 7.9

 

Feiten en context

Sinds 1997 geldt een subsidiereglement voor erkende culturele verenigingen, dat destijds voor onbepaalde tijd werd verlengd. In dat reglement werd het verplichte lidmaatschap van de cultuurraad als een erkenningsvoorwaarde opgenomen om van het recht op subsidiëring te kunnen genieten. Daarenboven kunnen er extra punten gescoord worden voor regelmatige aanwezigheid op de cultuurraad.

 

In 2019 werden de adviesraden echter opnieuw erkend en werd de cultuurraad samengesteld op basis van engagement. Het verplichte lidmaatschap heeft daarbij zijn doel echter verloren en de aanwezigheden op de vergaderingen zijn daarom niet langer een vereiste bij de subsidieberekening. Het huidige subsidiereglement dient in die zin aangepast te worden.

 

Juridische gronden

Het gemeenteraadsbesluit van 29 december 1997 aangaande goedkeuring van het subsidiereglement voor culturele verenigingen.

Het gemeenteraadsbesluit van 19 juni 2001 aangaande verlenging van het subsidiereglement voor onbepaalde tijd.

Het gemeenteraadsbesluit van 28 februari 2019 aangaande kennisneming van de oprichting van de gemeentelijke adviesraden voor de legislatuur 2019-2024.

 

Argumentatie

Aan de cultuurraad werd in zitting van 21 oktober 2019 reeds gemeld dat het bijwonen van de cultuurraad in de toekomst niet langer gekoppeld wordt aan het bekomen van een werkingssubsidie. Een vereniging die namelijk het jaar voordien op geen enkele vergadering aanwezig was, had hoogstens nog recht op een basissubsidie. Voor werking werden dan geen punten meer toegekend en daardoor verviel een aanzienlijk deel van de totale subsidie. De intentie is nu om eerder te belonen in plaats van te bestraffen. Het is de bedoeling om actieve deelname aan gemeentelijke activiteiten mee te integreren in de nieuwe subsidiereglementen die voor de jeugd-, cultuur- en sportsector in de maak zijn.

 

Volgende artikelen dienen aangepast te worden:

          Artikel 2, punt 2 ‘Aangesloten zijn bij de gemeentelijke cultuurraad’, vervalt.

          Artikel 4 'De vereniging, die erkenning aanvraagt en om subsidies verzoekt moet de aanvraag indienen bij het college van burgemeester en schepenen voor 01 februari 1998.'

‘voor 01 februari 1998’, vervalt.

          Artikel 8 'De verenigingen verplichten zich ertoe zich ten laatste in 1998 aan te sluiten bij de gemeentelijke adviesraad voor cultuur indien dit thans nog niet het geval is.'

Dit artikel wordt geschrapt; de artikelen dienen bijgevolg hernummerd te worden.

          Artikel 15 Werkingssubsidie: 'Een vereniging kan slechts in aanmerking komen voor de werkingssubsidie indien zij voldoet aan de voorwaarden om de basissubsidie te bekomen en daarenboven de vergaderingen van de culturele raad regelmatig bijwoont. (= 2 punten/keer).'

‘en daarenboven de vergaderingen van de culturele raad regelmatig bijwoont. (= 2 punten/keer)’, vervalt.

          Artikel 21 Werkingssubsidie: 'Een vereniging kan slechts in aanmerking komen voor de werkingssubsidie indien zij voldoet aan de voorwaarden om de basissubsidie te bekomen en daarenboven de vergaderingen van de culturele raad regelmatig bijwoont. (2 punten/keer).'

‘en daarenboven de vergaderingen van de culturele raad regelmatig bijwoont. (= 2 punten/keer)’, vervalt.

          Artikel 28 Werkingssubsidie: 'Een vereniging kan slechts in aanmerking komen voor de werkingssubsidie indien zij voldoet aan de voorwaarden om de basissubsidie te bekomen en daarenboven de vergaderingen van de culturele raad regelmatig bijwoont. (2 punten/keer).'

‘en daarenboven de vergaderingen van de culturele raad regelmatig bijwoont. (2 punten/keer)’, vervalt.

          Hoofdstuk 6 'Uitwerking', met artikel 32 'Onderhavig reglement is slechts van toepassing voor het dienstjaar 1997', vervalt.

 

Financiële weerslag

Geen

 

Besluit

Aanpassing subsidiereglement cultuur - Goedkeuring
18 stemmen voor: Frank Gys, Ann Theys, Ludo Neyens, Alex Helsen, Lise Poelemans, Jan Herthogs, Lode Stevens, Dirk Somers, Annemie Dierckx, Jef Vervaele-Breugelmans, Ann Gillis, Siggy Leenaards, Vera Govaerts, Eric Willems, Yve Staes, Rudy Roodhooft, Hilde Berckmans en Kelly Joris.
1 niet gestemd: Ludo van der Velden.
 

Enig artikel

Het subsidiereglement voor culturele verenigingen van 29 december 1997, en verlengd op 19 juni 2001 voor onbepaalde tijd, als volgt goed te keuren:

 

Hoofdstuk 1: Erkenning Sociaal-Cultureel vormingswerk

 

Artikel 1

Om door het college van burgemeester en schepenen erkend te worden moet een plaatselijke vereniging voor sociaal-cultureel vormingswerk ten bate van de inwoners een doel nastreven dat gericht is op:

1. Het bieden van de vormingsmogelijkheden ten behoeve van de veelzijdige persoonsontwikkeling van volwassenen met het oog op een beter begrip van zichzelf en van hun situatie in de maatschappij en hun volwaardige participatie aan het maatschappelijk gebeuren.

2. De beoefening van sociaal-cultureel werk waarbij men aan de beoefenaars een kans geeft hun creatieve vermogens aan te wenden tot een grotere menselijke en maatschappelijke ontplooiing. Dit kan gebeuren door de niet-beroepsmatige beoefening in organisatorisch verband van alle expressievormen die behoren tot de gangbare kunstdisciplines waaronder  film, fotografie, dans en volkskunst.

3. De culturele vrijetijdsbesteding en de beoefening van de liefhebberijen.

 

Artikel 2

Om erkend te worden moeten de plaatselijke verenigingen tevens aan de volgende voorwaarden voldoen:

1. Opgericht zijn door het privé-initiatief zonder beroepsdoeleinden of winst- of handelsoogmerken.

2. Geleid worden door een bestuur(scomité), waarvan de meerderheid van de leden woonachtig is in de gemeente of hun activiteiten gedurende minimum 3 jaar uitoefenen binnen de gemeentegrenzen. Over uitzonderingen kan de betrokken raad adviseren op grond van een uitgebreide motivering.

3. Haar zetel en activiteit hebben op het grondgebied van de gemeente Wommelgem.

4. Haar activiteit uitoefenen in de taal van de streek in overeenkomst met de vigerende taalwetten.

5. Bij het indienen van de vraag om erkenning het bewijs leveren dat zij tijdens het vorig werkingsjaar activiteiten heeft uitgeoefend.

6. Aanvaarden verantwoording af te leggen ten aanzien van het gemeentebestuur over de aanwending van subsidies.

 

Artikel 3

Verenigingen binnen welke de in artikel 1 vermelde activiteiten verricht worden bij wijze van beroep of tegen bezoldiging komen niet in aanmerking voor erkenning. Dit geldt tevens voor verenigingen opgericht in schoolverband, waarvan de meerderheid van de leden geen inwoner zijn van de gemeente.

 

Artikel 4

De vereniging, die erkenning aanvraagt en om subsidies verzoekt moet de aanvraag indienen bij het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 5

1. De aanvraag tot erkenning dient volgende documenten te bevatten:

a) de samenstelling van het bestuur met de vermelding van de naam, de voornaam en het adres van de bestuursleden.

b) de opgave van het aantal leden, met een nominatieve ledenlijst, met vermelding van adres en geboortedatum.

c) een exemplaar van de statuten of van het grondreglement of bij gebrek hiervan een omschrijving van het nagestreefde doel.

d) een verslag, samen met de nodige bewijsstukken, over de activiteiten gerealiseerd tijdens het vorig dienstjaar.

2. De verenigingen, die over lokalen beschikken of deze huren, moeten bij de aanvraag tot erkenning een duplicaat bijvoegen van de afgesloten verzekeringspolis tegen brand.

 

Artikel 6

Aan de door het college van burgemeester en schepenen aan te wijzen ambtenaren dienen alle documenten, zonder ze te verplaatsen, te worden getoond en alle inlichtingen verstrekt, die zij noodzakelijk achten voor de vervulling van hun opdracht.

Deze ambtenaren zijn gebonden door het beroepsgeheim.

 

Artikel 7

Indien blijkt, dat opzettelijk onjuiste gegevens zijn verstrekt of indien de gestelde voorwaarden niet zijn nageleefd, kan het college van burgemeester en schepenen de uitbetaling van de toelage geheel of gedeeltelijk schorsen of terugvorderen en eventueel de betrokken verenigingen voor verdere toelage uitsluiten.

 

Hoofdstuk 2: Algemeenheden subsidiëring

 

Artikel 8

De cultuurverenigingen worden ondergebracht in één van de volgende vier categorieën:

                      socio-culturele verenigingen,

                      amateuristische kunstbeoefening,

                      culturele vrijetijdsbesteding,

                      bijzondere.

 

Artikel 9

De basis- en werkingssubsidies waarvan hierna sprake en verleend in functie van de kredieten ingeschreven in de begroting van het lopende dienstjaar, worden berekend op basis van de gegevens en activiteiten betreffende het vorige dienstjaar.

 

Artikel 10

Met betrekking tot de categorie “bijzondere” het volgende: het betreft specifieke verenigingen en evenementen die hetzij rechtstreeks in de door de gemeente opgestelde begroting voorkomen, hetzij van de gemeente subsidies ontvangen in functie van een opgestelde begroting, zoals onder meer:

                      Sint-Jansfeesten

                      11 juliviering

                      Kleine Bloemenstoet

                      Kermis

                      Kerstmarkt

                      50, 75 en 100-jaar vieringen

                      Aperitiefconcerten Galerij ‘t Kallement.

De gemeenteraad beslist autonoom over de toelage aan deze verenigingen.

 

Artikel 11

Voor de drie andere categorieën wordt hierna per categorie het subsidiereglement opgegeven.

 

Hoofdstuk 3: Socio-culturele verenigingen

 

Artikel 12 Algemeen:

Onder de socio-culturele verenigingen ressorteren de verenigingen waarvan de activiteiten gekenmerkt worden door hun educatieve verscheidenheid naar een zo ruim mogelijk publiek.

 

Artikel 13 Basissubsidie:

Is een vast bedrag dat aan iedere vereniging jaarlijks wordt toegekend en bekomen wordt door 25 % van de door de gemeente begrootte subsidie te delen door de som van alle culturele verenigingen, uitgezonderd de bijzondere.

Om in aanmerking te komen voor de basissubsidie moet de vereniging voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 2 van de erkenningsvoorwaarden.

 

Artikel 14 Werkingssubsidie:

Een vereniging kan slechts in aanmerking komen voor de werkingssubsidie indien zij voldoet aan de voorwaarden om de basissubsidie te bekomen.

De werkingssubsidie wordt toegekend op basis van het aantal punten dat gescoord wordt voor het inrichten van individuele en/of gezamenlijke:

                      activiteiten voor cultuurspreiding;

                      activiteiten inzake vormingswerk;

                      specifieke kadervorming.

 

Artikel 15 Activiteiten voor cultuurspreiding:

Het betreft meer bepaald door de vereniging zelf ingerichte activiteiten die toegankelijk zijn voor het publiek, te weten:

            podiumoptreden, (10 punten/keer)

            tentoonstelling, (10 punten/keer)

            projectie met in hoofdzaak een opvoedkundige waarde en een duidelijk thema, (10 punten/keer)

            voordracht met één of meerdere sprekers en een duidelijk thema, (10 punten/keer)

            educatieve reis o.l.v. een kundige gids; het aantal educatieve reizen dat in aanmerking komt voor subsidiëring is beperkt tot drie per jaar. (10 punten/keer)

 

Artikel 16 Activiteiten inzake vormingswerk:

Het betreft door de vereniging zelf ingerichte activiteiten die toegankelijk zijn voor het publiek; te weten: discussievergaderingen, discussiegroepen en studiekringen onder begeleiding van een moderator en met actieve deelname van de aanwezigen. (5 punten/keer)

 

Artikel 17 Kadervorming:

Het betreft deelname van leden aan cursussen en/of bijeenkomsten door de vereniging zelf georganiseerd of georganiseerd door derden. (2 punten/keer)

 

Hoofdstuk 4: Amateuristische kunstbeoefening

 

Artikel 18 Algemeen:

Onder de amateuristische kunstbeoefening ressorteren de verenigingen waarvan de activiteiten gekenmerkt worden door hun specifieke educatieve waarde naar een geïnteresseerd publiek.

 

Artikel 19 Basissubsidie:

Is een vast bedrag dat aan iedere vereniging jaarlijks wordt toegekend en bekomen wordt door 25 % van de door de gemeente begrootte subsidie te delen door de som van alle culturele verenigingen, uitgezonderd de bijzondere.

Om in aanmerking te komen voor de basissubsidie moet de vereniging voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 2 van de erkenningsvoorwaarden.

 

Artikel 20 Werkingssubsidie:

Een vereniging kan slechts in aanmerking komen voor de werkingssubsidie indien zij voldoet aan de voorwaarden om de basissubsidie te bekomen.

De werkingssubsidie wordt toegekend op basis van het aantal punten dat gescoord wordt voor het inrichten van individuele en/of gezamenlijke:

                      activiteiten voor cultuurspreiding,

                      activiteiten inzake vorming of bijscholing,

                      specifieke kadervorming,

                      specifieke opleiding.

 

Artikel 21 Activiteiten inzake cultuurspreiding:

Het betreft meer bepaald door de vereniging zelf ingerichte activiteiten of optredens voor derden - zowel binnen als buiten de gemeente - die toegankelijk zijn voor het publiek, te weten:

                      instrumentale en vocale muziek, (10 punten/keer)

                      toneel en dans, (10 punten/keer)

                      poppenspel en mime, (10 punten/keer)

                      creatieve ateliers, (10 punten/keer)

                      beeldende expressie, (10 punten/keer)

                      film en fotografie, (10 punten/keer)

                      volkskunst. (10 punten/keer)

 

Artikel 22 Activiteiten inzake vorming en bijscholing:

Het betreft hier de vorming en/of bijscholing van eigen leden met inbegrip van repetities, onder leiding van een erkende deskundige. (2 punten/keer)

 

Artikel 23 Kadervorming:

Het betreft deelname van leden aan cursussen en/of bijeenkomsten door de vereniging zelf georganiseerd of georganiseerd door derden. (2 punten/keer)

 

Artikel 24 Opleiding:

Het betreft hier specifieke opleiding, bijscholing en/of vervolmaking - zowel voor leden als voor andere geïnteresseerden - die gekenmerkt worden door:

            één of meerdere gestructureerde cycli die een leerplanmatig geheel vormen; (2 punten/keer)

            lesgevers die door de Vlaamse Gemeenschap erkend werden als deskundige of lesgevers met minimum drie jaar bewezen ervaring en in het bezit van een analoog pedagogisch diploma (5 punten/persoon)

            het bestaan van een eigen administratief-organisatorische structuur. (5 punten)

 

Hoofdstuk 5: Culturele vrijetijdsbesteding

 

Artikel 25 Algemeen:

Onder de culturele vrijetijdsbesteding ressorteren de verenigingen waarvan de activiteiten gekenmerkt worden door hun gerichte educatieve waarde naar een beperkt publiek.

 

Artikel 26 Basissubsidie:

Is een vast bedrag dat aan iedere vereniging jaarlijks  wordt toegekend en bekomen wordt door 25 % van de door de gemeente begrootte subsidie te delen door de som van alle culturele verenigingen, uitgezonderd de bijzondere.

Om in aanmerking te komen voor de basissubsidie moet de vereniging voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 2 van de erkenningsvoorwaarden.

 

Artikel 27 Werkingssubsidie:

Een vereniging kan slechts in aanmerking komen voor de werkingssubsidie indien zij voldoet aan de voorwaarden om de basissubsidie te bekomen.

De werkingssubsidie wordt toegekend op basis van het aantal punten dat gescoord wordt voor het inrichten van individuele en/of gezamenlijke:

                      activiteiten voor cultuurspreiding,

                      activiteiten inzake vormingswerk,

                      specifieke kadervorming.

 

Artikel 28 Activiteiten inzake cultuurspreiding:

Het betreft meer bepaald  door de vereniging zelf ingerichte activiteiten die toegankelijk zijn voor het publiek, te weten:

            tentoonstelling, (10 punten/keer)

            projectie met in hoofdzaak een opvoedkundige waarde en een duidelijk thema, (10 punten/keer)

            voordracht met één of meerdere sprekers en een duidelijk thema, (10 punten/keer)

            educatieve reis o.l.v. een kundige gids; het aantal educatieve reizen dat in aanmerking komt voor subsidiëring is beperkt tot drie per jaar. (10 punten/keer)

 

Artikel 29 Activiteiten inzake vormingswerk:

Het betreft door de vereniging zelf ingerichte activiteiten die toegankelijk zijn voor het publiek; te weten: discussievergaderingen, discussiegroepen en studiekringen onder begeleiding van een moderator en met actieve deelname van de aanwezigen. (5 punten/keer)

 

Artikel 30 Kadervorming:

Het betreft deelname aan cursussen en/of bijeenkomsten door de vereniging zelf georganiseerd of georganiseerd door derden. (2 punten/keer)